Drie dagen Melbourne waren niet echt geweldig. The Australian Open zijn bezig en alle hostels vol. Ik had niets geboekt en kreeg de ene na de andere keer de term fully booked te horen. Uiteindelijk kom ik in een vreselijk hostel terecht; het International Backpackers’ Hostel. Geen common room, geen ramen in de dorm en overal heb je een keycard voor nodig, zelfs voor de wc. Voor iedereen met een slok te veel op, natuurlijk veel te veel gevraagd. Hierdoor ligt er elke ochtend kots voor de badkamerdeur. Ik kom af en toe oude bekenden tegen uit Sydney, maar maak geen nieuwe vrienden. Ik vraag me af of ik er goed aan heb gedaan alleen naar Melbourne te gaan. Maar dan krijg ik een telefoontje van Lukas:
‘Waar ben je?’ Vraagt hij.
-‘Nog in Melbourne.’
‘Wil je morgen werken?’
-‘Yass’
‘We kunnen morgen fruit plukken. We beginnen om zes uur, ok?’
-‘Dat klinkt goed. Hoe kom ik daar?’
‘Pak de trein van half zeven.’
-‘En hoe zit het met accommodatie?’
‘Hmm, dat weet ik niet helemaal zeker, maar dat is waarschijnlijk geregeld. Zodra ik meer weet stuur ik je die info per sms.’
Met een grote grijns op mijn gezicht hang ik de telefoon op. Wat is het toch heerlijk om zo spontaan te leven, helemaal vrij en nergens aan gebonden te zijn. Met een lichte tegenzin had ik vanochtend voor een nachtje bijgeboekt in mijn hostel. Ik wist toen nog niet wat ik wilde doen. Nu belt Lukas en weet ik dat ik straks mijn rugzak kan pakken en zomaar kan vertrekken.
Ik steek de straat over en loop een dump winkel binnen en koop een paar werkschoenen. Op mijn weg terug naar het hostel kom ik een oude bekende uit Sydney tegen. ‘Ik verlaat Melbourne per direct. Ik ga morgen fruit plukken!’ zeg ik tegen hem. -‘Wat voor fruit ga je plukken?’ vraagt hij. ‘Geen idee, ik weet alleen dat ik morgen ergens om zes uur kan beginnen met werken.’
Ik loop door en pak in het hostel mijn tas en eet nog snel een bordje pasta. Daarna met de gratis City Circle Tram naar het treinstation Southern Cross. Daar vertrekt er inderdaad een trein om half zeven richting Shepparton. Waar Lukas twee dagen geleden naartoe was vertrokken. Ik koop een kaartje en stap iets voor half zeven op perron vier in wagon D van de V-line naar Shepparton. Dan krijg ik een sms-je van Lukas dat ons hostel in Mooroopna zit! Ik schiet in de paniek en zoek snel een conducteur. Die kan mij gelukkig vertellen dat deze trein ook in Mooroopna stopt.
Via sms hoor ik ook van Lukas dat we morgen perziken gaan plukken en dat hij nog niet weet voor hoe lang. Maar daar komen we morgen wel achter. Ondertussen zie ik het echte Australische platteland aan mij voorbijgaan. Eindeloze graslanden met schapen, koeien en hier en daar kangoeroes, maar vooral rust en ruimte.
Mooroopna is een stuk minder idyllisch. Het is al donker als ik er aankom. Aan één kant van het perron wacht de bush en aan de andere kant een container opslagplaats. Ik bel Lukas om te vragen waar ik naar toe moet. De hosteleigenaar regelt een pick-up en vertelt mij: ‘Someone ’s gonna pick you up. He looks like Santa Claus but without the beard‘. Door miscommunicatie gaat mijn lift eerst naar Shepparton voordat hij mij oppikt in Mooroopna. Een half uur later stopt een man die er met veel fantasie uit ziet als Santa Claus without the beard.
‘You’re from Germany?’ Zegt hij.
-‘No the Netherlands.‘
‘Ah Olanda. Why do you wanta come ere than?‘
-‘To have a nice experience in another country.‘
‘What do you do back home?‘
-‘I was a student.‘
‘Ave you ever picked fruit before?‘
-‘No‘ De man schiet in de lach. ‘Tomorrow is my first day‘ vertel ik hem.
‘Tomorrow? You gonna start tomorrow already!’ En weer schiet hij in de lach. ‘It’s hard work you know‘ zegt hij waarschuwend.
Om tien uur kom ik eindelijk aan in het hostel. Ik begroet Lukas en daarna gaan we snel op bed. Want we moeten er de volgende dag al om half zes uit. Maar slapen lukt natuurlijk voor geen meter. De afgelopen weken ben ik nooit zo vroeg op bed gegaan. Als ik twee uur later bijna in slaap val, komt er ineens een stomdronken koppel de dorm binnenlopen en die beginnen lekker te neuken. ‘Ook dat nog’ denk ik. Als ik naar het stapelbed onder mij kijk zie ik dat Lukas al helemaal in dromenland is. The lucky basterd krijgt er helemaal niets van mee. Wat heeft die de afgelopen dagen uitgespookt, dat hij nu zo moe is dat hij al ligt te maffen. Ik ben jaloers op hem. Ik woel in mijn bed en zucht geïrriteerd, niet dat het stelletje zich daardoor laat stoppen. Maar dan ineens: Blaaaahhhh. Terwijl ze daar liggen te neuken gaat het meisje over haar nek en ook nog eens op die jongen! ‘GODDAMMIT!’ vloekt hij keihard. Nu wordt Lukas ook wakker en hij kijkt verbaasd om zich heen. Het meisje stormt de dorm uit, niet veel later gevolgd door de jongen. De zure lucht van kots vult de dorm en Lukas vraagt aan mij wat er aan de hand is. ‘Niets, ga maar lekker slapen. Morgen moeten we er weer vroeg uit’ antwoord ik hem. Hij draait zich om en valt weer in slaap. De jongen komt even later terug op de dorm en valt op een ander bed in slaap. De zure lucht hangt nog steeds in de dorm. Ik open een raampje en val uiteindelijk ondanks de zure lucht ook in slaap.
Om zes uur staan Lukas en ik voor de deur van het hostel te wachten op iemand die ons gaat oppikken. We hebben geen idee wie dat is of hoe hij er uit ziet. Lukas was een aantal dagen eerder naar Shepparton gegaan en had daar op de camping van een paar Franse meiden een telefoonnummer gekregen van een werkgever. Deze man heeft Lukas verteld dat wij om zes uur voor de deur klaar moeten staan. Hier staan wij niet alleen, want iedereen in het hostel is aan het fruit plukken en staat buiten te wachten totdat ze worden opgepikt.
Dan komt er een grote Toyota Jeep langs waarvan het raampje langzaam naar beneden gaat. De man uit de auto kijkt rond en zegt dan tegen Lukas: ‘Are you Lukas?‘ Als Lukas positief antwoordt, gebaart de man dat wij moeten instappen. Ik heb geen idee wie het is, maar we stappen beiden in. Ik zit achterin en tuur uit het raam. De lucht is prachtig oranje en we passeren de ene na de andere boomgaard. Overal staan Aziaten, Afrikanen en Indiërs klaar om te gaan werken. ‘Dat belooft nog wat voor de werkomstandigheden’ denk ik.
Na een kwartiertje rijden, worden we bij een schuur afgezet. Er staat een hele rij kleine tractors en een dubbele hoeveelheid aan andere fruitplukkers. Lukas en ik krijgen een eigen tractor aangewezen met een aanhangwagen waarop drie kisten en twee ladders staan. We krijgen ook elk een bak die we op onze schouders kunnen hangen en waar we perziken in gaan verzamelen. Als het licht genoeg is, starten we de tractor en volgen we de rest naar de boomgaard. Die bestaat uit allemaal paden waar aan beide kanten perzikenbomen groeien. De bomen zijn zo gesnoeid dat er links en rechts zes takken uitkomen, die horizontaal worden ondersteund door een ijzerdraad. De bomen zijn dus recht en overzichtelijk.
Net als de andere fruitplukkers worden Lukas en ik door Bennie, de manager van de farm, een pad ingestuurd. Bennie heeft één oog halfdicht en een heel vet Australisch accent. Hij geeft ons een spoedcursus perzik plukken en dan zijn we good to go. Lukas en ik plukken elk aan een kant van het pad en motiveren elkaar zo om niet voor elkaar onder te doen. Zo snel als we kunnen vullen we de bak om onze schouders met perziken. Als die bak vol is, legen we die in de kisten op de aanhangwagen. We mogen bijna alles plukken. De verrotte perziken moeten we op de grond gooien en kleine groene perziken moeten we laten hangen. Dat klinkt vrij eenvoudig, maar als we voor de eerste keer gecontroleerd worden, blijkt dat wij de helft hebben laten hangen en moeten we overnieuw.
Als wij onze kisten vol hebben, moeten wij ze naar het middenpad brengen. Daar kunnen wij ook een nieuwe aanhangwagen met lege kisten halen. Per kist krijgen we 28 dollar! Aan het einde van onze eerste dag hebben we acht kisten gevuld.
Terug in het hostel, waar het dronken koppel inmiddels blijkt te zijn vertrokken en onze kamer lekker is doorgelucht, horen we dat acht kisten op onze eerste dag erg goed is. Ik kom er ook achter dat ik de enige Nederlander ben. Er zijn veel Fransen en Aziaten en een handvol Italianen en Duitsers. Vooral mensen die niet zo heel goed Engels spreken. Ik ben ineens degene die het beste Engels spreekt.
In de avond zit ik met Fransman Remi en de Japanse meiden Ai en Keiko in de tv kamer. Het zijn de enige twee Aziatische meiden die ook een beetje met de Europeanen omgaan. Keiko vraagt waar ik vandaan kom. ‘The Netherlands‘ antwoord ik. Ik krijg een vragend gezicht terug. ‘Holland‘ zeg ik met tegenzin. -‘Is that in Europe?‘ vraagt Keiko. ‘Yes, next to Germany. Between Germany and England‘, verduidelijk ik. Maar nog steeds dat vragende gezicht. Fransman Remi voegt er nog aan toe dat het boven Frankrijk ligt. Maar nog steeds gaat er geen lampje branden. Tien minuten later zegt ze ineens: ‘Amsterdam?‘
-‘Yes, Amsterdam, that’s where I’m from‘.
‘Amsterdam, Weed?‘
-‘Yes, that’s the Netherlands.‘
‘Isn’t it dangerous there?‘
-‘No it’s a perfectly normal and safe country with coffee shops that sell weed.
De volgende dag worden we wederom opgehaald door onze contractor. Van twee Franse collega’s horen we dat zijn naam Servat is. Veel werk heeft hij die dag niet voor ons. Omdat dit deel van de boomgaard klaar is, houden we er al om tien uur mee op. Lukas en ik hebben toch nog vijf kisten gevuld. En dan is het weekend! Zaterdag, de enige vrije dag in de week, staat voor de boeg. Tijd voor een biertje!
Aan de voorkant van het hostel zit een hele groep Fransen te blowen en drinken, die onder invloed van wiet en alcohol nog minder Engels gaan spreken. De Aziaten zijn in geen velden of wegen te bekennen in de buurt van alcohol. Lukas en ik voegen ons daarom bij de Italianen die gezelschap hebben van drie Duitse meiden en dus ook Engels spreken. We luisteren samen naar goede muziek van Powderfinger, Xavier Rudd en natuurlijk naar peaches van The Presidents of the USA: ‘I’m movin’ to the country I’m gonna eat me a lot of peaches….Millions of peaches peaches for me. Millions of peaches peaches for free.’ Later op de avond komt er nog een Koreaan bij ons zitten, die zijn gitaar heeft meegenomen. Samen zingen we liedjes van Bob Marley.
De volgende dag is het 26 januari, Australia Day. De nationale feestdag waarop wordt gevierd dat in 1788 de eerst vloot Sydney bereikte. Kapitein Arthur Phillip eiste toen de kolonie New-South Wales officieel op voor Groot-Brittannië. Lukas en ik gaan met de bus naar Shepparton, de derde stad van Victoria. We bezoeken een internetcafé en daar lees ik dat Australia Day niet geheel zonder controverse is. Voor de Aboriginals is het namelijk een viering van de vernietiging van hun cultuur door het Britse kolonialisme. Ze noemen deze dag dan ook Invasion Day. Als mijn uurtje om is, reken ik af. ‘Six dollars mate!‘ In Sydney kostte een uurtje internetten nog twee dollar. ‘Have a great Australian day mate!’ Ik vind die zes dollar niet zo great, maar ik ben blijkbaar niet meer in de grote stad.
Als we weer aan het werk gaan, worden de dagen zwaarder. De eerste twee dagen was het bewolkt. Nu is het regelmatig boven de dertig graden. Ik heb een lange broek en een longsleeve aan, pet op en 30+ zonnebrandcrème. Toch verbrand ik me nog. Ik ben niet de enige die daar last van heeft want zelfs de perziken boven in de boom zijn sunburned. Ook zijn de handen van Lukas en mij helemaal verrot. Tot voor kort werkten wij allebei op een kantoor, en hadden wij zachte, gave handen. Nu zijn ze veranderd in ruwe werkhanden. Een carrière als handmodel kunnen we nu wel vergeten.
We plukken een dag pruimen, een kleiner fruit maar wel dezelfde prijs voor een kist. Daarna plukken we gele perziken. We mogen alleen de juiste gele perziken plukken. Ik heb ze toen maar niet verteld dat ik een beetje kleurenblind ben. Iedere keer als Bennie langskomt om te controleren zegt hij: ‘Mind the green ones and the little ones, fellaz!’ Aangezien wij per kist en niet per uur worden betaald, trekken wij ons daar niet zo veel van aan. We werken volgens het motto: We worden betaald per kwantiteit, niet kwaliteit en kwantiteit is dus wat ze krijgen. De aanwijzingen van Bennie hebben dan ook niet veel invloed. Hij probeert ons uit te leggen dat hij minder geld krijgt als ze deze kist controleren en er te veel groene en kleine perziken in zitten. Waar Lukas op reageert: ‘Wat kan mij dat nou schelen dat hij geld verliest!’ De volgende keer dat Bennie langs komt vertelt hij dat ons nummer op de kist zit. Mocht onze kist worden gecontroleerd en hij verliest geld dan zou hij ons weten te vinden. De keer dat Bennie erna langskomt zegt hij: ‘These ones are allright fellaz.’ Even later zijn ze weer niet goed. Waarop Lukas zegt: ‘Fruitplukken is zo’n simpel baantje, maar toch kunnen wij niets goed doen.’
Na de perziken, plukken we peren. Deze boomgaard is echter oud en slecht onderhouden. Waardoor het plukken een stuk langzamer gaat. De bomen zijn zeker vijf meter hoog, wat voor gevaarlijke situaties zorgt. Lukas laat de peren in de top zitten. ‘Ik ga niet mijn leven riskeren voor een paar domme peren!’ Het is misschien ook wel verstandig aangezien Lukas al twee keer van de ladder is gevallen. Één keer op de grond en één keer in de kist met perziken.
We raken ondertussen gewoon aan het ritme en de dagen gaan snel voorbij. We staan elke dag tussen vijf en half zes op. Dan worden we door Servat naar de farm gebracht. Op de farm leren we de mensen steeds beter kennen. De grote baas blijkt George te zijn. ‘I lost my fucking lighter in the fucking field, how can I light my fucking cigarette now?’ De Chief van de farm mag graag het woord fucking gebruiken. Hij is een oudere man van rond de zestig. Paardenstaart, cowboyhoed en altijd een overhemd zonder mouwen zodat we zijn tatoeages kunnen zien. De man die voor nieuwe kisten zorgt heet Bart. Een Duitse collega had hem gevraagd of hij ook kinderen had. Hierop antwoordde hij: ‘misschien’. Als hij ze had dan mocht hij ze in ieder geval niet zien. Maar het was wel een aardige gast. Het fruit plukken wordt vooral gedaan door backpackers, maar er werken ook een aantal Australiërs. Onze favoriet is de Radioman, die wij zo noemen vanwege zijn radio die altijd op Star FM staat met de Matt Tato show en locale reclame. Hij werkt al 21 jaar als een fruit plukker en zei dat zijn lichaam nu langzaamaan vermoeid raakte. Ons lichaam is na een week al vermoeid. Dan is er ook nog een koppel dat samenwerkt en vaak ruzie krijgt. Het zijn alcoholisten volgens Servat, volgens de Radioman gebruiken ze niet alleen alcohol. Als ze ruzie hebben hoor je ze hard schreeuwen en dan gaat de vrouw er regelmatig met de auto ervandoor en laat ze de man alleen achter. Tussen twee en vier worden wij elke dag weer naar het hostel teruggebracht door Servat.
Na het werk voltrekken de dagen zich in hetzelfde ritme. We nemen eerst een douche en vervolgens een powernap. Dan naar de IGA supermarkt en dan koken en eten we samen, gevolgd door een toetje met zelf geplukt fruit. Daarna spelen we een spelletje kaart zoals shithead of mau mau (pesten). Om negen uur is het bedtijd.
Aan het einde van de week krijgen we betaald. We krijgen een envelop met ons geld van de eerste week werken, van donderdag tot en met woensdag: 1260 dollar. Dat is dus elk 630 dollar. En dan is het weekend. Wat hadden wij daar naar uitgekeken. Eindelijk rust en bijkomen, even lekker niets doen. En een biertje natuurlijk.
In de week die volgt werken we zeven dagen achter elkaar, totdat er niets meer te plukken valt op de farm van Bennie. Hij regelt voor ons dat we de dag erna op de farm van zijn broer kunnen werken. Hij vertelt ons dat we om half zeven worden opgehaald door een man met een snor en een rode fort.
De man die ons de volgende ochtend ophaalt heeft een Italiaans accent. Hij brengt ons naar de farm waar we peren moeten plukken. Het blijkt de vader van Bennie te zijn. Zijn andere zoon die, zo zouden wij pas een dag later uitvinden Alf heet, zou rond lunchtijd langskomen. ‘You can picke here, no picke the yellow ones, only green ones‘ laat Alf sr. ons weten. Hij laat ons alleen en het is doodstil. Naast ons is er nog slechts één andere plukker. Het is Jullies uit Uganda, die we op de vorige farm ook al hadden ontmoet.
Rond lunchtijd komt Alf langs. ‘How is it going fellaz! Euh…Now who of you speaks the best English?‘ -‘We both speak English..‘ Hij legt ons het één en ander uit en net voordat hij weer verder wil gaan, vraag ik hem nog hoeveel we voor een kist peren krijgen. ‘Oh I don’t know, how much did you got on the other farm, 31,32?’ -‘Something like that yeah‘ antwoord ik. ‘Well, it’s the same shit here, just a different place, yeah same shit, different place.’ En Alf gaat er weer vandoor. Twee uur later komt hij nogmaals langs. ‘Euh…nevermind keep on going.’ We zien hem die dag niet weer.
Alf sr. komt af en toe langs om lege kisten te brengen en de volle weer mee te nemen. Iedere keer als hij een volle kist meeneemt, haalt hij een klein notitieboekje uit zijn broek en zet een streepje achter onze naam. Het is typerend voor de farm waar we nu op werken.
Aan het einde van de tweede dag vraagt Alf ons of wij hem nog even willen helpen aubergines plukken. Dat hadden wij nog nooit gedaan en dus een nieuwe ervaring. De aubergineplant prikt en is laag bij de grond. Niet echt fijn werken dus. Gelukkig is het maar voor een uurtje. Alf helpt mee en we krijgen ieder een kist, goed voor vijfentwintig dollar de man. Het is 16:15 uur en we kunnen terug naar het hostel. Ondertussen betrekt de lucht en dan zegt Alf: ‘It’s gonna rain at a quarter past five.’ -‘How do you know that?‘ vraagt Jullies. Waarop Alf weer antwoordt: ‘God told me, no haha. I’ve got itchy balls, that means it’s gonna rain.’
Alf sr. brengt ons aan het einde van elke dag ook weer naar huis. Hij vertelt dan hoe hij naar Australië is geëmigreerd en wat hij van dit land vindt. ‘Australia is fair country. In Italy you got money, you can get everything. You don’t have money, you nothing. Australia more fair‘ aldus Alf Sr. Lukas en ik vinden dat wij na 3,5 week genoeg hebben verdiend en laten Alf weten dat we weer verder reizen. Nu met 1700 dollar meer op zak.